Jenny Montigny
(1875 - 1937)

Jenny Montigny
(1875 - 1937)
Gedurende de eerste zeventien jaar van haar leven onderging Jenny Montigny de typische burgerlijke opvoeding van een welgesteld milieu. Van jongs af aan was ze geboeid door kunst, en ze zette alles op alles om dit doel te bereiken, tegen de wil van haar vader. Haar grote voorbeeld ontdekte ze eind 1892-begin 1893 in het Gentse Museum voor Schone Kunsten: vol bewondering stond ze voor het schilderij "De IJsvogels" van Emile Claus dat toen pas door de Stad was aangekocht. Vanaf 1895 trok ze regelmatig naar Villa Zonneschijn, het atelier van Claus in Astene, om er zijn vrije lessen te volgen. In 1904 ruilde ze het burgerlijke Gent en koos voor een zelfstandig, onzeker bestaan in Villa Rustoord te Deurle.
De jaren van de Eerste Wereldoorlog bracht ze door in Londen. Actief was ze onder meer in The Womens International Art Club. Terug in België ging ze verder op de weg die ze reeds voor 1914 was ingeslagen. Belangrijk is dat Montigny uitgesproken vrouwelijke thema’s vertolkte (zogende moeders, badende baby’s, spelende kinderen,…). Interessant is evenzeer dat ze deze thema’s niet op een softe manier behandelde. Montigny putte zeker uit haar directe omgeving, zoals een eigentijdse criticus vaststelde: “Een model ter zijner beschikking te hebben, in huis, in het atelier, een model dat zich naar believen laat bestuderen, dat men lang met de blik mag strelen! En de omstandigheden zaten mee. Een robuuste meid getrouwd met een solide Vlaamse werkman, zette en klein, rozen wezentje ter wereld, dat zich ontwikkelde onder de ogen van de kunstenaar”. De voorkeur voor menselijke intimiteit deed haar meer en meer van Claus verschillen; thematisch, technisch en coloristisch sprak ze een totaal andere taal.
Maar de oorlogsjaren waren financieel catastrofaal; terug in Deurle zag ze zich verplicht om haar huis te verkopen. Een kleinere behuizing in de Pontstraat te Deurle volgde; haar atelier moest ze onderbrengen in de Dorpsstraat. Vlakbij bevond zich de Sint-Jozefschool. Daar kon ze ongestoord haar geliefkoosde onderwerp bestuderen; de ravottende kinderen van Deurle. De financiële problemen hielden echter aan. Van Claus mocht ze meer dan eens financiële steun ontvangen; na zijn dood kreeg ze ruggensteun van haar zuster. In elk geval geeft deze materiële onzekerheid aan dat in het interbellum nauwelijks kopers voor haar werk te vinden waren.
Montigny verdween in de jaren tussen de twee wereldoorlogen een beetje uit beeld in Gent; aan de tentoonstellingen van de plaatselijke Cercle Artistique et Littéraire nam ze slechts sporadisch deel. Brussel bekoorde meer, getuige de herhaalde individuele tentoonstellingen. Montignys tentoonstellingen liepen in de kijker en haar werk werd ook in de reguliere pers goed onthaald. Een beetje vereenzaamd van het artistieke milieu overleed ze in 1937 in haar huis aan de Deurlese Pontstraat.
Zoals Anna De Weert en Yvonne Serruys had Jenny Montigny een sterke band met Emile Claus. Het was aanvankelijk dankzij en later naast hem dat zij zich ontwikkelde tot een zelfstandige persoonlijkheid op de artistieke scène van de vroege twintigste eeuw.
Montigny was afkomstig uit de Gentse burgerij en leidde een beschermd leven tot ze op zeventienjarige leeftijd besloot zich aan de schilderkunst te wijden. Niettegenstaande de vele tegenkantingen en haar totale gebrek aan artistieke ervaringen, sloot ze zich in 1895 aan bij Emile Claus en diens Luministische School. Claus bracht een grote zin bij voor ruimte, beweging en licht, evenals zijn liefde voor de natuur en zijn voorkeur voor het pleinairisme. Montigny’s relatie met de 26 jaar oudere en gehuwde Claus was zowel educatief als affectief en speelde een dominerende rol in het leven en werk van de kunstenares. Vanaf de eeuwwisseling ontpopte Montigny zich echter tot een zelfstandige kunstenares met een eigen thematiek, penseelvoering en kleurgebruik. In 1904 vestigde ze zich definitief in Deurle en datzelfde jaar werd ze lid van de luministische kunstkring Vie et Lumière. Wanneer ze eenmaal het luminisme onder de knie had, wendde ze de techniek aan om met zachte en contrasterende kleuren beweging vast te leggen op papier of doek.
Jenny Montigny bleef ongehuwd en kinderloos. Ze wijdde haar hele leven aan haar meester en hun gemeenschappelijke passie, de schilderkunst. Behalve door haar artistieke kwaliteiten en haar originaliteit was het eveneens dankzij haar warme, levendige persoonlijkheid en haar menselijke kwaliteiten dat zij een plaats verwierf in de intellectuele en artistieke wereld van haar tijd. (S. Beele, in: Elck zijn waerom, 1999, p. 305)
De jaren van de Eerste Wereldoorlog bracht ze door in Londen. Actief was ze onder meer in The Womens International Art Club. Terug in België ging ze verder op de weg die ze reeds voor 1914 was ingeslagen. Belangrijk is dat Montigny uitgesproken vrouwelijke thema’s vertolkte (zogende moeders, badende baby’s, spelende kinderen,…). Interessant is evenzeer dat ze deze thema’s niet op een softe manier behandelde. Montigny putte zeker uit haar directe omgeving, zoals een eigentijdse criticus vaststelde: “Een model ter zijner beschikking te hebben, in huis, in het atelier, een model dat zich naar believen laat bestuderen, dat men lang met de blik mag strelen! En de omstandigheden zaten mee. Een robuuste meid getrouwd met een solide Vlaamse werkman, zette en klein, rozen wezentje ter wereld, dat zich ontwikkelde onder de ogen van de kunstenaar”. De voorkeur voor menselijke intimiteit deed haar meer en meer van Claus verschillen; thematisch, technisch en coloristisch sprak ze een totaal andere taal.
Maar de oorlogsjaren waren financieel catastrofaal; terug in Deurle zag ze zich verplicht om haar huis te verkopen. Een kleinere behuizing in de Pontstraat te Deurle volgde; haar atelier moest ze onderbrengen in de Dorpsstraat. Vlakbij bevond zich de Sint-Jozefschool. Daar kon ze ongestoord haar geliefkoosde onderwerp bestuderen; de ravottende kinderen van Deurle. De financiële problemen hielden echter aan. Van Claus mocht ze meer dan eens financiële steun ontvangen; na zijn dood kreeg ze ruggensteun van haar zuster. In elk geval geeft deze materiële onzekerheid aan dat in het interbellum nauwelijks kopers voor haar werk te vinden waren.
Montigny verdween in de jaren tussen de twee wereldoorlogen een beetje uit beeld in Gent; aan de tentoonstellingen van de plaatselijke Cercle Artistique et Littéraire nam ze slechts sporadisch deel. Brussel bekoorde meer, getuige de herhaalde individuele tentoonstellingen. Montignys tentoonstellingen liepen in de kijker en haar werk werd ook in de reguliere pers goed onthaald. Een beetje vereenzaamd van het artistieke milieu overleed ze in 1937 in haar huis aan de Deurlese Pontstraat.
Zoals Anna De Weert en Yvonne Serruys had Jenny Montigny een sterke band met Emile Claus. Het was aanvankelijk dankzij en later naast hem dat zij zich ontwikkelde tot een zelfstandige persoonlijkheid op de artistieke scène van de vroege twintigste eeuw.
Montigny was afkomstig uit de Gentse burgerij en leidde een beschermd leven tot ze op zeventienjarige leeftijd besloot zich aan de schilderkunst te wijden. Niettegenstaande de vele tegenkantingen en haar totale gebrek aan artistieke ervaringen, sloot ze zich in 1895 aan bij Emile Claus en diens Luministische School. Claus bracht een grote zin bij voor ruimte, beweging en licht, evenals zijn liefde voor de natuur en zijn voorkeur voor het pleinairisme. Montigny’s relatie met de 26 jaar oudere en gehuwde Claus was zowel educatief als affectief en speelde een dominerende rol in het leven en werk van de kunstenares. Vanaf de eeuwwisseling ontpopte Montigny zich echter tot een zelfstandige kunstenares met een eigen thematiek, penseelvoering en kleurgebruik. In 1904 vestigde ze zich definitief in Deurle en datzelfde jaar werd ze lid van de luministische kunstkring Vie et Lumière. Wanneer ze eenmaal het luminisme onder de knie had, wendde ze de techniek aan om met zachte en contrasterende kleuren beweging vast te leggen op papier of doek.
Jenny Montigny bleef ongehuwd en kinderloos. Ze wijdde haar hele leven aan haar meester en hun gemeenschappelijke passie, de schilderkunst. Behalve door haar artistieke kwaliteiten en haar originaliteit was het eveneens dankzij haar warme, levendige persoonlijkheid en haar menselijke kwaliteiten dat zij een plaats verwierf in de intellectuele en artistieke wereld van haar tijd. (S. Beele, in: Elck zijn waerom, 1999, p. 305)
publicaties
BRAFA 2020 (French Version)