De galerie is open elke zaterdag en zondag, 14-18 uur en op afspraak

De galerie is open elke zaterdag en zondag, 14-18 uur en op afspraak

Valerius De Saedeleer

(1867 - 1941)

De Saedeleer

Valerius De Saedeleer

(1867 - 1941)

Als zoon van een zeepzieder werd De Saedeleer in de volkse wijk De Kat in Aalst geboren. Zonder veel succes poogde zijn vader hem in het familiale bedrijf in te schakelen. Zonder iemand te raadplegen schreef hij zich aan de Gentse Academie voor Schone Kunsten in, waar hij George Minne en Théo van Rysselberghe leerde kennen. Uiteindelijk zou hij nauwelijks twintig jaar oud het ouderlijke huis ontvluchtten, en trok hij naar Brussel, waar hij het atelier van Franz Courtens frequenteerde. De Saedeleer zou meer dan vijftien jaar onder de hoede van Courtens werken.

Van groot belang was zijn huwelijk in 1889 met zijn Aalsterse jeugdvriendin Clementine Limpens. Samen zouden ‘Clemmeke’ en ‘Valleke’ vele omzwervingen kennen, vooraleer ze een stek vonden in Sint-Martens-Latem. Het was wellicht de vooruitziende Albijn van den Abeele die hen in 1893 naar het dorp wist te halen. Maar het onrustige Gent trok aan, en samen met Minne verdiepte hij zich in het socialisme en anarchisme. In 1898 keerden ze terug naar het dorp; Van den Abeele had voor hen huisvesting gevonden in de bocht van de Leie, in het centrum van het dorp. De zwerver bleef bijna tien jaar in het dorp. Op zijn beurt bespoedigde wellicht De Saedeleer Minnes Latemse verblijf. Als schilder kwam hij op dat ogenblik nauwelijks aan de kost. De Saedeleer probeerde te overleven met een kippenkwekerij, een opzet dat evenmin succesvol was.

Belangrijk is de psychologische loutering die De Saedeleer in het dorp onderging. Mentoren zoals George Minne en Karel van de Woestijne speelden daarin zeker een rol. Anderzijds ontdekte hij via zijn Latemse vrienden ook de Middeleeuwse kunst. Zeker vormde de tentoonstelling van de Vlaamse Primitieven in 1902 een bijzondere aanzet voor een artistieke ommekeer. ‘Valleke’ kwam in Latem tot inkeer. Misschien dankzij Minne kreeg hij stilaan de kans om zijn werk in het circuit van de internationale avant-garde te tonen; de Berlijnse, Münchense en Weense Secession brachten zijn werk.

De louterende invloed van Latem ten spijt, voerde zijn zwerversbloed De Saedeleer in 1908 alweer naar andere oorden. Het heuvellandschap rond Tiegem trok hem aan. Op de kam van een heuvel liet hij zich een huis bouwen, ‘Ten Berge’. In de directe omgeving vond hij zijn vrienden, de schrijvers Stijn Streuvels en Hugo Verriest terug.

De oorlogsjaren bracht De Saedeleer met zijn gezin door in het Welshe Rhyd-y-felin. Zijn oorlogswerk kende een bescheiden succes in Groot-Brittannië. In februari 1916 kreeg hij zelfs de kans om in Aberystwyth een individuele tentoonstelling in te richten. Via Gustave van de Woestyne kwam hij in contact met het Nederlandse echtpaar De Graaff-Bachiene. De verzamelaars die werk van Constant Permeke, Van de Woestyne en Minne in bezit hadden zouden ook schilderijen van De Saedeleer aankopen. Vlak voor zijn terugkeer naar België organiseerde de Burlington Gallery in 1921 een tentoonstelling van zijn werk.

Terug in België vestigde De Saedeleer zich in Etikhove, in de omgeving van Oudenaarde. Zijn volwassen dochters brachten er hun Britse opleiding in praktijk en stichtten in Oudenaarde een atelier voor handgeweven tapijten.

In de jaren 1930 verdween De Saedeleer van het artistieke toneel. Teruggetrokken in de Vlaamse Ardennen zou hij nog een keer naar buiten treden. De Brusselse Galerie Dietrich organiseerde in 1940 een overzichtstentoonstelling van zijn werk.

Nauwelijks een jaar later, op 16 september 1941, overleed De Saedeleer in Leupegem. In hetzelfde jaar verdwenen dus twee tenoren van de eerste groep van Sint-Martens-Latem; in februari was George Minne gestorven in het ‘Witte huis’ te Sint-Martens-Latem.

publicaties