Stoet van maskers

- Galerie Le Centaure, Brussel, 1932, no. 57.
- Verzameling Paul-Gustave Van Hecke, Brussel, 1933.

Het schilderij Stoet van maskers toont een optocht van vreemdsoortige wangedrochten, deels menselijk, deels dierlijk van aard. Het centrale motief is een buitensporig, hologig masker dat door een naakte vrouw gedragen wordt. Ze wordt omcirkeld door wanstaltige wezens, die niet naast haar stappen maar haar eerder lijken te verdringen. Sommige wezens zijn tot een karikatuur herleid, anderen hebben dierensnuiten en nog verder is een wellustige amazone te zien. Dergelijke schilderijen lijken op het eerste gezicht moeilijk te lezen. In zekere zin houden ze verband met de wonderlijke maskerades van Hiëronimus Bosch en van James Ensor, die het masker echter in de eerste plaats als een vermomming opvoerde. In de continuïteit van Van den Berghes werk omstreeks 1930 moet dit ‘bal masqué’ echter geïnterpreteerd worden als een variante op de idee van de metgezellen, een idee dat de kunstenaar rond die tijd in verschillende schilderijen uitwerkte. Het concept slaat op de schilder zelf, maar wordt niet in een zelfportret uitgewerkt. De schilder brengt met andere woorden een beeld van zichzelf, zij het in een minder gelijkende, meer universele uitbeelding. In dit psychische zelfportret toont Van den Berghe zich in al zijn onzekerheid, belaagd als hij is door steeds wisselende gedachten, verlangens, angsten en driften die verbeeld worden door de hem omringende schepsels. Samen maken ze zijn persoonlijkheid uit, die, weifelend in zijn beslissingen, gedreven wordt door primaire instincten. Het schilderij Stoet van maskers is de verbeelding van de mens die zich op zijn levenspad steeds geconfronteerd weet met zichzelf. Zoals veel van zijn schilderijen behoorde het ooit tot de verzameling van Walter Schwarzenberg, omstreeks 1930 één van de belangrijkste promotoren van de internationale avant-garde in België.

- 1931, Brussel, Le Centaure, no. 15
- 1931, Frankfurt
- 1931, Antwerpen 1931, no. 281
- 1993, Kortenhoef

- De Ridder, A., G. Marlier, Sélection. Cronique de la vie artistique, cahier 12 (Bruxelles/Anvers: Editions Sélection, 1931), 113 (ill.).
- Langui, E., Frits Van den Berghe, 1933  p. 31.
- Langui, E., Frits Van den Berghe (Antwerpen: Mercatorfonds, 1968), p. 312, no. 351 (ill.).
- Milo, J., Vie et Survie du Centaure (Bruxelles: Editions Nationales d'Art, 1980), p. 101, no. 57.
- Boyens, P., Sint-Martens-Latem. Kunstenaarsdorp aan de Leie (Tielt: Lannoo, 1992), p. 527 (ill.).
- Kortenhoef, 1993, z.n.
- Boyens, P., Frits Van den Berghe, tent.cat. (1999, p. 452, no. 695 (ill.). 
- Boyens, P. & G. Marquenie, Frits Van den Berghe (Oostende: PMMK, 1999), p. 232, 290, no. 129 (ill.).
- Pauwels, P.J.H., Als een fonkelenden spiegel (Sint-Martens-Latem, 2019), p. 300 (ill.).