170
Volgelingen

Tegen de achtergrond van de voorgangers van het Vlaams expressionisme, bleven een aantal kunstenaars eerder in de marge van het kunstleven actief. Hun oeuvre, dat vandaag sterk geherwaardeerd wordt, kende het nadeel in de schaduw te moeten leven het klinkende modernisme in de jaren 1920. Nochtans leeft in elk van hen een bijzondere aandacht voor het herdenken van de rurale omgeving aan de oevers van de Leie. Hun artistieke doorbraak werd deels gefnuikt door de economische crisis die na 1930 het kunstleven hypothekeerde. Het was een generatie kunstenaars die belangrijke accenten legden in de ontwikkeling van de landschapsschilderkunst, en die de eigentijdse, ietwat pathetische omschrijving ‘De verloren generatie’ absoluut niet verdiende. Hoewel afkomstig uit het naburige Astene, had Sint-Martens-Latem voor Hubert Malfait (1898-1971) een bijzondere betekenis. En vooral de retrospectieve tentoonstelling van Latemse kunstenaars die in augustus 1924 in het oude atelier van Gustave van de Woestyne georganiseerd werd, had op de jonge Malfait een decisieve invloed. Als centraal onderzoeksobject nam hij de menselijke figuur die hij stilaan tot typen herleidde, type-figuren die in een krachtige pose het doek beheersen. Verder zijn de strikte vlakverdeling en de verregaande deformatie opvallende getuigen van het kubisme en het expressionisme. Na een meer intimistische periode in de dertiger jaren, evolueerde hij tijdens en na de Tweede Wereldoorlog naar coloristische experimenten toepassen, en ging hij impressies gebruiken die hij onder meer van zijn reizen naar Bretagne, Zuid-Frankrijk en Nederland meebracht. De klemtoon werd nog sterker op harmonie en evenwicht gelegd. Vanaf 1955 komt het ruitergenre sterker op de voorgrond, waarin Malfaits credo voortdurend tot uiting kwam: schematisatie, ordening, tegelijk verhalend en monumentaal. Zoals Modest Huys kan ook Albert Saverys (1886-1964) niet tot de kunstenaars van Sint-Martens-Latem worden gerekend. Hij woonde en werkte in Deinze, en onderscheidde zich in zijn werk van zowel de luministen als expressionisten van zijn generatie. Uit zijn doeken straalt eerder schildersvreugde, met taferelen die vorm krijgen door spetterende - en soms schetterende - kleuren. Rond 1940 bereikte zijn vormentaal een gelouterd classicisme. De zelfstandigheid van kleur bijvoorbeeld was een theorie die de kleurvirtuoos in Saverys niet onberoerd liet. En de kunstenaar zou wel vaker gebruik maken van schijnbaar chaotische composities, waarin hij een, aan het kubisme ontleende, ineenschuivende vlakverdeling toepaste. In tegenstelling tot Albert Saverys werd Jules De Sutter (1895-1970) wel aanvaard in de in de hoofdstedelijke modernistische middens, rond het tijdschrift Sélection. In navolging van het Vlaams expressionisme, ging ook De Sutter verder afstand nemen van de realiteit. In een imaginaire, soms hermetische wereld, weefde hij droom en realiteit in elkaar. De Sutter ging ook met scherpe contourlijnen werken, met het oog op de constructieve opbouw van zijn doeken. Het koloriet wendt hij aan in functie van deze imaginaire wereld, in zachte rozen en in een grote diversiteit aan groenen. Jules De Sutter zou zich pas in 1939 te Sint-Martens-Latem vestigen, maar dit Latemse verblijf, tot zijn dood in 1970, vormde wel een kentering in zijn artistieke bewustzijn. Na de donkere dertiger (crisis-) jaren, knoopte hij in de Latemse tijd opnieuw aan met heldere gele en groene tonen. Tenslotte verdient het oeuvre van Evarist De Buck (1892-1974) en Albert Claeys (1889-1967) bijzondere aandacht. Op korte tijd wisselde De Buck na Wereldoorlog I het luminisme voor een declamatorische, sociaal geladen kunst. De Buck hield zich eerder op de achtergrond, en drong zichzelf in een isolement. Maar dit isolement kan de kwaliteit van zijn Leiedoeken niet verhelen. Of zoals Karel van de Woestijne in 1925 vaststelde: “Zijn plaats is bescheiden; zijn standpunt is echter zuiver en beantwoordt aan zijne geaardheid. En dat is niet gering te achten”. Ook Albert Claeys zou zich pas op latere leeftijd in de Leiestreek vestigen. In zijn werk primeert de verstilde eenvoud, de totale afwezigheid van agressie, verbeeld als een zachte, dromerige natuurevocatie.